ECLI:NL:HR:2022:284

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
21/05052
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en de specificatie van verplichte zorg onder de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat C. Reijntjes-Wendenburg, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, die op 11 oktober 2021 een zorgmachtiging had verleend voor het toedienen van vocht, voeding en medicatie. De officier van justitie had geen verweerschrift ingediend en de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers had geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing naar de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het toedienen van vocht, voeding en medicatie als geheel in de wet is opgenomen als verplichte zorg. De Hoge Raad benadrukte dat indien de betrokkene een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen een vorm van verplichte zorg, de rechter de noodzakelijk geoordeelde zorg binnen een categorie kan specificeren of beperken. Dit betekent dat de rechtbank de mogelijkheid heeft om de zorgmachtiging te beperken tot wat noodzakelijk is, in plaats van deze als geheel toe te wijzen.

De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank Gelderland en wees de zaak terug voor verdere behandeling en beslissing. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met de specificatie van verplichte zorg in het kader van de Wvggz, en dat de rechten van de betrokkene in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/05052
Datum18 februari 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
verblijvende te [verblijfplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de betrokkene,
advocaat: C. Reijntjes-Wendenburg,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT GELDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/05/394028 FZRK 21/2724 van de rechtbank Gelderland van 11 oktober 2021.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Gelderland.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft de rechtbank op de voet van art. 6:4 Wvggz verzocht een zorgmachtiging ten aanzien van de betrokkene te verlenen voor onder meer het toedienen van vocht, voeding en medicatie.
(ii) In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling staat onder meer het volgende:
“De advocaat [van de betrokkene]: (…) Stel dat u toch meegaat in het verzoek en een machtiging op grond van de Wvggz afgeeft, kom ik toe aan de vormen van verplichte zorg.
Wat betreft (…) vocht, medicatie en voeding het volgende. Het niet innemen van vocht en voeding is nooit aan de orde geweest. Vocht en voeding hoeft dus niet als vorm van verplichte zorg te worden opgenomen. (…)”
2.2
De rechtbank heeft een zorgmachtiging ten aanzien van de betrokkene verleend voor onder meer het toedienen van vocht, voeding en medicatie. De rechtbank heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen (rov. 2.6):
“Anders dan de advocaat bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de vorm van verplichte zorg
‘het toedienen van vocht, voeding en medicatie’als geheel in de wet als een verplichte vorm van zorg is opgenomen en om die reden het toedienen van vocht en voeding niet geschrapt kan worden.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de vorm van verplichte zorg ‘het toedienen van vocht, voeding en medicatie’ als geheel in de wet als een verplichte vorm van zorg is opgenomen en dat om die reden het toedienen van vocht en voeding niet kan worden geschrapt. Het middel klaagt onder meer dat dit oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, gelet op HR 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1012.
3.2
Indien de betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een machtiging op grond van de Wvggz een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen een vorm van verplichte zorg, genoemd in art. 3:2 lid 2 Wvggz, kan dit ertoe leiden dat de rechter de noodzakelijk geoordeelde zorg binnen een categorie van zorg zoals genoemd in deze bepaling, nader specificeert of beperkt, in het bijzonder indien het gaat om de ruim geformuleerde categorie genoemd onder a van deze bepaling. [1] Het oordeel van de rechtbank dat ‘het toedienen van vocht, voeding en medicatie’ alleen als geheel kan worden toegewezen en dat het toedienen van vocht en voeding niet kan worden geschrapt, getuigt dus van een onjuiste rechtsopvatting. De klacht slaagt.
3.3
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 11 oktober 2021;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
18 februari 2022.

Voetnoten

1.Vgl. HR 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1012, rov. 4.2.4.