ECLI:NL:HR:2022:241

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
20/03154
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en grenzen van het partijdebat in hoger beroep

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat R.K. van der Brugge, cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 juli 2020. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat tegen de verweersters, die niet verschenen zijn, verstek is verleend. De Advocaat-Generaal B.F. Assink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van eiser schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad verwijst voor het procesverloop naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder die van de rechtbank Gelderland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweersters zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 18 februari 2022 door de vicepresident en raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/03154
Datum18 februari 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: R.K. van der Brugge,
tegen
1. [verweerster 1] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [verweerster 2] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweersters],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/05/316754 / HZ ZA 17-117 van de rechtbank Gelderland van 19 juli 2017 en 31 januari 2018;
de arresten in de zaak 200.246.894 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2019 en 7 juli 2020.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 7 juli 2020 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweersters] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweersters] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze, als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
18 februari 2022.