In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat R.K. van der Brugge, cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 juli 2020. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat tegen de verweersters, die niet verschenen zijn, verstek is verleend. De Advocaat-Generaal B.F. Assink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van eiser schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad verwijst voor het procesverloop naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder die van de rechtbank Gelderland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweersters zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 18 februari 2022 door de vicepresident en raadsheren van de Hoge Raad.