ECLI:NL:HR:2022:211
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland inzake belastingkwesties
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 21/04216. Het beroep in cassatie was ingesteld door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. De zaak betreft een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, die op 10 september 2021 had plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. Gezien deze conclusie heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, zonder verdere motivering, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Deze beslissing is genomen door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.