ECLI:NL:HR:2022:211

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
21/04216
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland inzake belastingkwesties

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 21/04216. Het beroep in cassatie was ingesteld door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. De zaak betreft een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, die op 10 september 2021 had plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. Gezien deze conclusie heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, zonder verdere motivering, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Deze beslissing is genomen door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04216
Datum18 februari 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 10 september 2021, nrs. HAA 20/4831 V en HAA 20/5092 V [1] , op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 16 april 2021.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022.