Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
23 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 21/04364. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door zijn advocaat J. de Jong van Lier, en MARTINAIR HOLLAND N.V., die niet verschenen is in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat [eiser] in beroep is gegaan tegen een eerder arrest van het hof. De advocaat-generaal B.J. Drijber heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van [eiser] schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Martinair zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock.