ECLI:NL:HR:2022:1916

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
22/02077
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake besluit Sociale Verzekeringsbank over AOW-uitkering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 april 2022, nr. 21/2123 AOW. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 mei 2021 (nr. 19/2077), die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank over het beslag op een uitkering die was toegekend op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 23 december 2022, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02077
Datum23 december 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 april 2022, nr. 21/2123 AOW [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 mei 2021 (nr. 19/2077) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank inzake beslag op een krachtens de Algemene Ouderdomswet toegekende uitkering.

1.Geding in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.