ECLI:NL:HR:2022:1915

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
20/02900
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in cassatie na intrekking van beroep tegen aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door M.J. van Dam, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 juli 2020, met nummer BK-19/00646. Dit beroep betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011, alsook de beschikking inzake heffingsrente. Belanghebbende heeft het cassatieberoep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten op basis van artikel 8:75a, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend waarin hij aangeeft dat belanghebbende in aanmerking komt voor een forfaitaire vergoeding van de proceskosten.

De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de Inspecteur veroordeeld zal worden in de kosten die belanghebbende heeft gemaakt voor het geding voor het Hof, het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar. De Hoge Raad heeft echter geen aanleiding gezien om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten in cassatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 3.305.

Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar gemaakt op 23 december 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02900
Datum23 december 2022
ARREST
Gewezen op het hierna vermelde verzoek van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende).

1.Beroep in cassatie, intrekking en verzoek

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.J. van Dam, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 juli 2020, nr. BK-19/00646, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente. Belanghebbende heeft dat beroep ingetrokken en daarbij verzocht om vergoeding van de proceskosten voor beroepsmatige bijstandverlening op de voet van artikel 8:75a, lid 1, Awb. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het verzoek

In het verweerschrift heeft de Staatssecretaris laten weten dat belanghebbende in aanmerking komt voor forfaitaire vergoeding van de proceskosten. De Inspecteur zal worden veroordeeld in de kosten die belanghebbende voor het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten in cassatie.

3.Beslissing

De Hoge Raad veroordeelt de Inspecteur in de kosten van belanghebbende voor het geding voor het Hof, het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar, vastgesteld op € 3.305 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.