Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 december 2020 is gewezen. De verdachte, geboren in 1992, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarin een verzoek tot het horen van een getuige is afgewezen. Dit verzoek werd gedaan in het kader van een strafzaak betreffende openlijke geweldpleging, zoals omschreven in artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging stelde dat het horen van de getuige noodzakelijk was voor een goede verdediging, maar het hof oordeelde dat er geen verdedigingsbelang was en wees het verzoek af.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen.
Deze uitspraak is gedaan door de vice-president V. van den Brink, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.