Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 februari 2021. De verdachte, geboren in 1969, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak waarbij hij was veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol. De advocaat van de verdachte, M.D. Rijnsburger, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarop de advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.