Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 16 oktober 2020 is gewezen. De verdachte, geboren in 1984, is beschuldigd van zware mishandeling door zijn echtgenote van de trap te duwen, wat valt onder artikel 302.1 jo. 304.1 van het Wetboek van Strafrecht. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat A.C. Huisman uit Deventer. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Bij de beoordeling van de zaak heeft de Hoge Raad geconstateerd dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit overschrijdt de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en heeft deze verminderd naar 228 uren, subsidiair 114 dagen hechtenis. Het beroep is voor het overige verworpen.