ECLI:NL:HR:2022:1891

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
21/05414
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verzoeken om voorlopig getuigenverhoor en verstrekking van bescheiden in het kader van een strafzaak met betrekking tot verschoningsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 21/05414. De zaak betreft verzoeken om een voorlopig getuigenverhoor, verstrekking van bescheiden en een voorlopig deskundigenbericht, die door het hof in afwachting van een strafzaak zijn aangehouden. De verzoekers, die als advocaten optreden in de strafzaak, hebben cassatie ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft de klachten over deze beschikkingen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een totaalbedrag van € 2.713,07 aan verschotten en salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/05414
Datum16 december 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: de Advocaten,
advocaat: A.M. van Aerde, aanvankelijk ook A.E.H. van der Voort Maarschalk,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (HET OM, DE FIOD EN DE BELASTINGDIENST),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaat: G.C. Nieuwland.

1.Procesverloop in cassatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/01/342354 / EX RK 19-6 van de rechtbank Oost-Brabant van 5 juni 2019;
b. de beschikkingen in de zaak 200.265.410/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 augustus 2020, 19 november 2020, 28 januari 2021 en 30 september 2021.
De Advocaten hebben tegen de beschikkingen van het hof van 6 augustus 2020 en 30 september 2021 beroep in cassatie ingesteld.
De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de advocaat-generaal in buitengewone dienst F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Advocaten heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikkingen van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de Advocaten in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.R. Salomons en T. Kooijmans, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
16 december 2022.