Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
13 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft gewapende overvallen in Curaçao, waarbij de verdachte is beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld, afpersing, gekwalificeerde doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren in 2000, was ten tijde van de delicten 18 jaar oud en heeft een laag intelligentieniveau. De advocaat heeft een verzoek ingediend om een jeugdsanctie op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf van veertien jaren te verminderen naar dertien jaren en acht maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en intelligentieniveau, bij het bepalen van de straf.