ECLI:NL:HR:2022:1859

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
21/03970
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vrijspraak snelheidsovertreding en toepassing WAHV

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het openbaar ministerie had cassatie ingesteld tegen de vrijspraak van een verdachte die op 11 mei 2020 te Amsterdam met een snelheid van ongeveer 129 kilometer per uur had gereden, terwijl de maximumsnelheid op dat moment 80 kilometer per uur was. De verdachte was niet staande gehouden door de politie, wat leidde tot de vrijspraak door het hof, dat oordeelde dat de enkele vermelding dat de verdachte niet was staande gehouden vanwege de coronamaatregelen onvoldoende was om de sanctie op te leggen.

De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof vernietigd, omdat het hof ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De Hoge Raad oordeelde dat het toepassingsbereik van de WAHV zich niet uitstrekt tot overschrijdingen van de maximumsnelheid van meer dan 30 kilometer per uur, zoals in deze zaak aan de orde was. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een correcte toepassing van de WAHV en de voorwaarden waaronder administratieve sancties kunnen worden opgelegd. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op snelheidsovertredingen en de toepassing van verkeerswetgeving.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03970
Datum13 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 september 2021, nummer 23-001401-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de vrijspraak van de tenlastegelegde snelheidsovertreding. Daartoe wordt onder meer aangevoerd dat het hof ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: WAHV).
2.2.1
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks 11 mei 2020 te Amsterdam als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Slochterweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 129 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.”
2.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2021 houdt ten aanzien van het van toepassing zijn van de WAHV het volgende in:
“De raadsheer deelt mede dat de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2021, nu hij zich niet kan verenigen met de beslissing tot vrijspraak van de verdachte, omdat de kantonrechter van oordeel was dat de enkele aanduiding dat door de verbalisant niet was staande gehouden ‘vanwege Corona’ onvoldoende zwaarwegend was om af te zien van staandehouding, met verwijzing naar een eerdere uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2020:6044). Volgens het openbaar ministerie is de door de kantonrechter aangehaalde uitspraak enkel van toepassing op zogenaamde ‘Mulderfeiten’ en niet zonder meer van toepassing op de onderhavige zaak.”
2.2.3
Het hof heeft de verdachte vrijgesproken en heeft daartoe het volgende overwogen:
“Het hof overweegt dat in artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) is bepaald - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet zo worden begrepen dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig voordoet, de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
Het hof is, evenals de kantonrechter, met de verdachte van oordeel dat de enkele aanduiding dat door de verbalisant niet was staande gehouden vanwege ‘de uitzonderlijke situatie met betrekking tot de Coronamaatregelen’ onvoldoende zwaarwegend is om af te zien van staandehouding. Gelet hierop kan het proces-verbaal overtreding, op 20 augustus 2020 opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], niet bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde.
Derhalve is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.”
2.2.4
Bij de stukken bevinden zich:
- een proces-verbaal van overtreding van 20 augustus 2020. Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:
“Ik, [verbalisant 1], zag/constateerde, danwel stelde na onderzoek vast, dat een persoon een feit pleegde dat is gecodeerd als feitnummer VG050 en dat als volgt is omschreven in de tekstenbundel van de Commissie Feiten en Tarieven van het Openbaar Ministerie:
Overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom; van 45 tot 50 km/h
(...)
Locatie: Slochterweg
Buiten een als zodanig aangeduide bebouwde kom
Soort weg: Een weg, niet zijnde een autoweg of autosnelweg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
(...)
De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, goedgekeurde en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeter.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 134.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 129.
Toegestane snelheid: 80.
Overschrijding met: 49.”
- een aan de verdachte opgelegde strafbeschikking van 15 juni 2020. Deze strafbeschikking houdt onder meer het volgende in:
“Omschrijving strafbaar feit overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom; van 45 tot 50 km/h
Feitcode VG050
Wetsartikel(en) Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, art 62 jo bord A1.”
2.3
Voor de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- artikel 2 lid 1 WAHV:
“Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, de Provinciewet of de Gemeentewet, kunnen op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties worden opgelegd. Ingeval een administratiefrechtelijke sanctie wordt opgelegd zijn voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard uitgesloten.”
- artikel 5 WAHV:
“Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.”
- de bijlage als bedoeld in artikel 2 lid 1 WAHV. In deze bijlage staat feitcode VG050 niet vermeld. Die code betreft een overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom met meer dan 30 kilometer per uur.
2.4
Aan de verdachte is tenlastegelegd, kort gezegd, dat hij op een (auto)weg buiten de bebouwde kom de daar toegestane maximumsnelheid met in elk geval meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden. Nu het toepassingsbereik van de WAHV zich gelet op de bijlage als bedoeld in artikel 2 lid 1 WAHV niet uitstrekt tot zo’n overschrijding van de maximumsnelheid, is het oordeel van het hof dat in deze zaak (artikel 5 van) de WAHV van toepassing is, onjuist. Het cassatiemiddel is in zoverre terecht voorgesteld.
2.5
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 december 2022.