Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het openbaar ministerie had cassatie ingesteld tegen de vrijspraak van een verdachte die op 11 mei 2020 te Amsterdam met een snelheid van ongeveer 129 kilometer per uur had gereden, terwijl de maximumsnelheid op dat moment 80 kilometer per uur was. De verdachte was niet staande gehouden door de politie, wat leidde tot de vrijspraak door het hof, dat oordeelde dat de enkele vermelding dat de verdachte niet was staande gehouden vanwege de coronamaatregelen onvoldoende was om de sanctie op te leggen.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof vernietigd, omdat het hof ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De Hoge Raad oordeelde dat het toepassingsbereik van de WAHV zich niet uitstrekt tot overschrijdingen van de maximumsnelheid van meer dan 30 kilometer per uur, zoals in deze zaak aan de orde was. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een correcte toepassing van de WAHV en de voorwaarden waaronder administratieve sancties kunnen worden opgelegd. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op snelheidsovertredingen en de toepassing van verkeerswetgeving.