ECLI:NL:RBAMS:2020:6044

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
8768500 WM VERZ 20-3294
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersgedragingen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene had een sanctie ontvangen wegens het overschrijden van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom met 18 km/h op 4 april 2020. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld tijdens een openbare zitting, waar partijen zijn opgeroepen.

De gemachtigde voerde aan dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd diende te worden vanwege schending van de hoorplicht. De kantonrechter overwoog dat de officier van justitie niet op de juiste wijze had gehandeld door niet te verwijzen naar de mogelijkheid voor betrokkene om gehoord te worden. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant, gezien de omstandigheden van de Covid-19 crisis, niet in staat was om betrokkene staande te houden, maar dat dit niet voldoende was om de sanctie te rechtvaardigen.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de inleidende beschikking en kende betrokkene een proceskostenvergoeding toe van € 525,00. De beslissing benadrukt het belang van het waarborgen van de hoorplicht in administratieve procedures en de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van verkeerssancties, vooral in uitzonderlijke omstandigheden zoals de coronacrisis.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. F.J. Lourens
zaaknummer: 8768500 WM VERZ 20-3294
beslissing van: 6 november 2020
func.: 31022
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 6 november 2020 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[gemachtigde]

hierna: gemachtigde

welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 5 augustus 2020 en is gericht tegen de beslissing van 1 juli 2020 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene.

BMW Financial Services B.V.

Madame Curielaan 1
2289 CA Rijswijk
hierna: betrokkene

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 13 april 2020 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 6 november 2020. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Gemachtigde is bij de zitting verschenen.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, de maximum snelheid binnen de bebouwde kom is overschreden, met 18 km/h, op de [adres] te [plaats] op 4 april 2020.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert – kort samengevat – aan dat de beslissing van verweerder vernietigd dien te worden vanwege schending van de hoorplicht. Deze schending zou tevens tot vernietiging van de inleidende beschikking moeten leiden. In ieder geval zou het moet leiden tot een toekenning van proceskostenvergoeding, dan wel schadevergoeding.
Ten aanzien van de inleidende beschikking voert gemachtigde nog aan dat deze vernietigd dient te worden omdat betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden. Niet is gebleken dat hiertoe geen reële mogelijkheid bestond. Verder geeft de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal geen antwoord op de door verweerder gestelde vragen.
4. Het volgende wordt overwogen.
5. Artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft de officier van justitie de mogelijkheid om van het horen af te zien wanneer de indiener van het beroepschrift niet binnen een door de officier van justitie gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
6. Ambtshalve is bekend dat in de op 11 juli 2017 nieuw ingevoerde inleidende beschikking niet wordt verwezen naar de mogelijkheid voor betrokkene gehoord te worden. Op deze mogelijkheid is betrokkene nadat hij beroep heeft ingesteld ook niet anderszins gewezen. Gelet hierop kon de officier van justitie niet op de voet van artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Awb van horen afzien. Ook de andere uitzonderingsgronden van artikel 7:17 van de Awb doen zich hier niet voor. De beslissing van verweerder dient derhalve vernietigd te worden.
7. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht met betrekking tot de aan betrokkene verweten gedraging dat met behulp van een voor de meting getest, goedgekeurd en op juiste wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel is vastgesteld dat betrokkene de maximaal toegestane snelheid heeft overschreden met 18 km/h. Betrokkene is niet staande gehouden vanwege de Covid-19 crisis.
8. De kantonrechter is van oordeel dat de verbalisant, gelet op de situatie zoals die op 4 april 2020 was, heeft kunnen afzien van staandehouding. De situatie was destijds nog zo onduidelijk dat het verweer van gemachtigde dat de verbalisant de sanctie ten onrechte op kenteken heeft uitgeschreven, niet wordt gevolgd. Dit laat onverlet dat de enkele verwijzing naar een algemene instructie in andere zaken onvoldoende kan zijn om tot het oordeel te komen dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan.
9. Op 10 juni 2020 is bij de verbalisant een aanvullend proces-verbaal opgevraagd. Aan de verbalisant is onder meer gevraagd of de voertuiggegevens (zoals kenteken, merk en type) overeen kwamen met het voertuig dat de verbalisant ter plaatse heeft waargenomen. Op deze vraag geeft de verbalisant niet, althans niet afdoende, antwoord. De kantonrechter is van oordeel dat deze vragen zijn gesteld omdat enige twijfel was gerezen en dat, nu deze vragen niet zijn beantwoord, deze twijfel in het voordeel van betrokkene uitgelegd dient te worden. Het beroep wordt derhalve gegrond verklaard, de inleidende beschikking wordt vernietigd.
10. De inleidende beschikking wordt vernietigd. Dat is aanleiding om aan betrokkene een proceskostenvergoeding toe te kennen. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. De gemachtigde heeft de volgende proceshandelingen moeten verrichten:
- het indienen van beroep bij de kantonrechter;
- het bijwonen van de zitting op 6 november 2020.
Blijkens de bijlage bij het Bpb dient aan deze handeling 1 punt te worden toegekend. De waarde per punt is € 525,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter de wegingsfactor 0.5 toe. De kantonrechter kent een kostenvergoeding toe van € 525,00
(2 punten x € 525,00 x 0.5).

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing, alsmede de initiële beschikking;
  • bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe van € 525,00, over te maken op het door de gemachtigde opgegeven bankrekeningnummer.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.