Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
9 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [rechthebbende] cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, waarin [verweerster] als bewindvoerder is benoemd in plaats van Stichting CAV. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waaruit blijkt dat [rechthebbende] onder bewindstelling heeft verzocht vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van [rechthebbende] verzocht om de GGZ-begeleidster als getuige te horen, maar het hof heeft dit bewijsaanbod ongemotiveerd gepasseerd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door het bewijsaanbod te passeren zonder adequate motivering. Dit leidt tot de conclusie dat de beschikking van het hof vernietigd moet worden. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.