ECLI:NL:HR:2022:1841
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Rechtbank Amsterdam inzake belastingkwestie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2021. De Rechtbank had eerder een verzet behandeld tegen een uitspraak van 18 december 2019. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en werd in het openbaar uitgesproken op 9 december 2022.