Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 maart 2021. De verdachte, geboren in 1953, was betrokken bij het medeplegen van het vervoeren van cocaïne en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, zoals vastgelegd in de Opiumwet. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat J. Boksem uit Leeuwarden. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.