Ad h. Tijdsverloop
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat door het onderhavige tijdsverloop getuigen dermate weinig konden verklaren dat dit een belemmering heeft opgeleverd voor de waarheidsvinding of de uitoefening van de verdedigingsrechten. Meer specifiek hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] – welke getuigen in dit verband door de verdediging zijn aangevoerd – het overgrote deel van de vragen kunnen beantwoorden bij de raadsheer-commissaris. Bovendien zijn de eerder genoemde geluidsbestanden van de verhoren beschikbaar gebleven en zijn fragmenten daarvan ook afgespeeld tijdens de getuigenverhoren bij de raadsheer-commissaris, zodat de gang van zaken bij die verhoren ook aan de hand daarvan kon worden vastgesteld.
Voor zover vormen zijn verzuimd, zijn deze in de fase van het hoger beroep in voldoende mate hersteld
,dan wel kan de verdediging daardoor niet worden geacht te zijn geschaad in haar verdedigingsrechten. De aangevoerde gronden kunnen afzonderlijk noch tezamen en in onderling verband bezien aanleiding geven tot het vaststellen van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. Ook de opstelsom van de geconstateerde verzuimen kan naar het oordeel van het hof niet leiden tot de slotsom dat daarmee een zodanig ernstige inbreuk is gemaakt op de verdedigingsrechten, die van dien aard en zodanig ernstig is, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Weliswaar geldt dat de situatie in eerste aanleg voor de rechtbank misleidend was ten aanzien van de totstandkoming van de verklaring van [medeverdachte 1] van 29 maart 2016, waardoor het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van de zaak in het gedrang is geweest, maar die situatie is in hoger beroep in voldoende mate hersteld om het proces als geheel eerlijk te laten verlopen. Dat dit dankzij het werk van de verdediging is geweest, is enigszins wrang om te constateren, maar maakt dat niet anders.
Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2016 tot en met 15 januari 2016 op/in de Atlantische Oceaan en/of op/in de Noordzee en/of op/in de Westerschelde en/of te Cadzand, gemeente Sluis, althans op (volle) zee en/of in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht circa 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht), althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 15 januari 2016 in Suriname en/of op/in de Atlantische Oceaan en/of op/in de Noordzee en/of op/in de Westerschelde en/of te Veere, althans op (volle) zee en/of in Nederland en/of in België,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen,
circa 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht), althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- ( middels het bedrijf [bedrijf] (waarvan hij, verdachte enig aandeelhouder was)) een sleepboot, de '[vaartuig 1]' gehuurd/gekocht en/of ter beschikking heeft gesteld en/of
- verschillende personen heeft benaderd en/of betalingen heeft verricht om als kapitein en/of bemanning van voornoemd schip dienst te doen en/of
- opdracht(en) heeft gegeven om met voornoemd schip richting Paramaribo te varen en/of
-(vervolgens) opdracht heeft gegeven om met voornoemd schip, waarin zich op dat moment bovengenoemde hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne bevond een Surinaamse haven te verlaten en/of
- met dat vaartuig vervolgens richting Nederlands grondgebied is gevaren en/of
- op zee een of meer pakket(ten) met daarin bovengenoemde hoeveelheid cocaïne heeft overgeladen op een ander vaartuig, te weten [vaartuig 2],
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 14 januari 2016 in Suriname en/of op/in de Atlantische Oceaan en/of op/in de Noordzee, althans op (volle) zee, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, circa 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht), althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 15 januari 2016 in Suriname en/of op/in de Atlantische Oceaan en/of op/in de Noordzee en/of op/in de Westerschelde en/of te Cadzand, althans in Nederland,
om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van circa 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht), althans een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft verschaft, en/of een vervoermiddel, te weten een sleepboot genaamd de '[vaartuig 1]' voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd was tot het plegen van voornoemde feit(en), hebbende verdachte en/of een van zijn mededader(s) met betrekking tot deze partij:
- ( middels het bedrijf [bedrijf] (waarvan hij, verdachte enig aandeelhouder was)) een sleepboot, de '[vaartuig 1]' gehuurd/gekocht en/of ter beschikking heeft gesteld en/of
- verschillende personen heeft benaderd en/of betalingen heeft verricht om als kapitein en/of bemanning van voornoemd schip dienst te doen en/of
- opdracht(en) heeft gegeven om met voornoemd schip richting Paramaribo te varen en/of
-(vervolgens) opdracht heeft gegeven om met voornoemd schip, waarin zich op dat moment bovengenoemde hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne bevond een Surinaamse haven te verlaten en/of
- de coördinaten doorgegeven waar de drugs moest worden overgeladen en/of
- met dat vaartuig vervolgens richting Nederlands grondgebied is gevaren en/of
- op zee een of meer pakket(ten) met daarin bovengenoemde hoeveelheid cocaïne heeft overgeladen op een ander vaartuig, te weten [vaartuig 2].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. Ter zake het beslag heeft de advocaat-generaal verbeurdverklaring gevorderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Aan de bewijsvraag voorafgaande beschouwing
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte 1] niet tot het bewijs mag worden gebezigd vanwege de onbetrouwbaarheid.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 1] voldoende betrouwbaar zijn en er geen reden is voor bewijsuitsluiting.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft hiervoor bij de bespreking van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie vaststellingen gedaan over het verhoor van [medeverdachte 1] van 29 maart 2016. Hetgeen zich feitelijk bij dit verhoor heeft voorgedaan, is in zeer beperkte mate terug te lezen in het proces-verbaal van dat verhoor. Eén van de in het oog springende punten is het niet vermelde, minutieus voorhouden van een verklaring van [medeverdachte 3]. Daarnaast worden sturende en diffamerende uitlatingen van de verbalisanten over de persoon van de verdachte en de hem expliciet toegedichte rol niet vermeld in dat proces-verbaal van verhoor.
Daarbij komt, dat een deel van deze verklaring – juist het potentieel redengevende deel ten aanzien van de verdachte – niet terug te horen is op de audiotape. Het gaat om het deel waar te lezen is dat [medeverdachte 1] verklaart over het moeten meenemen van een extra lading, het aan boord nemen van de drugs, de gang van zaken daarbij en het vervolgens verstoppen daarvan, waarna hij eindigt met: “en dat allemaal door die klootzak van een [verdachte]”. Het hof kan er in deze situatie niet zonder meer van uitgaan dat hetgeen hier gerelateerd is een juiste weergave is van hetgeen [medeverdachte 1] in dit verhoor heeft verklaard en dat dit alles uit eigen wetenschap naar voren is gebracht.
Het hof ziet hierin grond voor bewijsuitsluiting, aangezien dit onregelmatigheden betreft die de betrouwbaarheid en accuraatheid van dit verhoor wezenlijk hebben aangetast. Deze bewijsuitsluiting berust niet op de toepassing van artikel 359a Sv, maar vloeit rechtstreeks voort uit de regel dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar vindt (zie HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889 r.o. 2.4.5). Deze uitsluiting van het bewijs betreft alleen de verklaring van 29 maart 2016, nu ten aanzien van de andere verklaringen van [medeverdachte 1] bij de politie (van 26 april 2016 en 9 juni 2016) niet gezegd kan worden dat deze niet (meer) betrouwbaar zijn. Hetgeen het hof heeft kunnen vaststellen ten aanzien van de gang van zaken bij die verhoren geeft daartoe geen aanleiding. Dit neemt niet weg dat het hof ook die verklaringen niet zal gebruiken voor het bewijs. Hetzelfde geldt voor de verklaring die [medeverdachte 1] op 22 maart 2019 bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde is het hof van oordeel dat er geen bewijs is dat de verdachte in de ten laste gelegde periode van 14 januari 2016 tot en met 15 januari 2016 enigerlei bemoeienis heeft gehad met de cocaïne, nadat deze van het vaartuig [vaartuig 1] was overgeladen op het vaartuig [vaartuig 2]. Het opzettelijk binnen het grondgebied brengen van die drugs in Nederland door de verdachte kan daarmee niet worden bewezen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid: de cocaïne is immers wel binnen Nederlands grondgebied gebracht.
De verdachte zal dan ook integraal van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Overwegingen ten aanzien van de feiten 2 en 3
Door de verdediging is vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Aangevoerd is dat de verklaring van [medeverdachte 1] ook vanwege het ontbreken van een effectieve ondervragingsmogelijkheid door de verdediging niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Zonder die verklaring kan volgens de verdediging niet tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten worden gekomen. Daarnaast kan een alternatief scenario aan de hand van de onderzoeksresultaten niet uit worden gesloten. Naar de mening van de verdediging is er onvoldoende bewijs van wetenschap om de verdachte als medepleger van de drugssmokkel aan te merken.
In de nacht van 14 op 15 januari 2016 is na noodweer de vissersboot [vaartuig 2] op het strand bij Cadzand aangespoeld. Onder de vloer in de kajuit heeft de politie een partij cocaïne met een netto gewicht van 1.075,92 kilogram aangetroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze partij verdovende middelen op 14 januari 2016 op de Noordzee vanaf de zeesleepboot [vaartuig 1] is overgeladen op [vaartuig 2]. De [vaartuig 1] was op dat moment vanuit Paramaribo op weg naar Rotterdam. Aan de hand van data van prepaidkaarten van de satellietverbinding aan boord van de [vaartuig 1] is de vaarroute gereconstrueerd en zijn twee opvallende koersafwijkingen met daarbij vreemde manoeuvres van de zeesleper in beeld gebracht, te weten op 24 december 2015 tussen 15:15 en 16:30 op vijftig zeemijl uit de kust van Suriname en op 14 januari 2016 tussen 17:15 en 18:15 voor de Belgisch/Nederlandse kust.
De verdachte was in de ten laste gelegde periode via zijn bedrijf [bedrijf] ([afkorting bedrijf]) de huurder van de [vaartuig 1]. Onderdeel van de feitelijke bedrijfsactiviteiten van [afkorting bedrijf] was het verslepen van gebruikte schepen over de hele wereld. Op 28 september 2015 is de zeesleepboot [vaartuig 1] van Las Palmas via Kaapverdië naar Trinidad & Tobago vertrokken, alwaar in oktober 2015 een sleep is opgehaald: de [sleep] [nummer sleep]. Dit was de tweede [sleep] viskotter die de [vaartuig 1] versleepte. Daarna is koers voor de terugweg gezet.
Voor wat betreft de bemanning zorgde de eigenaar van de [vaartuig 1] via een uitzendbureau voor de plaatsing van drie Filipijnse bemanningsleden aan boord, onder wie (vanaf de haven in Paramaribo) [medeverdachte 3]. De verdachte regelde de andere bemanningsleden, zoals de kapitein en eerste stuurman. Voor de terugreis van de [vaartuig 1] was de kapitein [medeverdachte 2] en de eerste stuurman [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]). In oktober 2015 is [medeverdachte 1] op Trinidad & Tobago aan boord gekomen, volgens de met hem op 1 september 2015 gesloten, en door de verdachte ondertekende arbeidsovereenkomst als kok. Het monsterboekje van [medeverdachte 1] dateert van 15 september 2015 en is op of voor 3 augustus 2015 aangevraagd. [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] waren alle drie bij de verdachte in loondienst en werden door de verdachte betaald.
De verdachte was degene die de reis en het transport van plaats A naar plaats B regelde en in dat verband opdrachten gaf. Zo was het ook de verdachte die op 18 november 2015 de instructie gaf naar Paramaribo te gaan, waarop de koers van de [vaartuig 1] dienovereenkomstig verlegd werd. De verdachte was een deel van de periode dat de [vaartuig 1] daar lag zelf ook in Paramaribo, en is meermalen met een of meer anderen aan boord geweest. Hij heeft ervoor gezorgd dat voor de terugreis van de [vaartuig 1] satelliettelefoons en simkaarten werden aangeschaft. De verdachte was degene die uiteindelijk ook weer opdracht heeft gegeven uit Paramaribo te vertrekken.
Het hof stelt verder vast dat de verdachte gedurende de terugreis meermalen contact heeft gehad met een satelliettelefoon die aan boord van de [vaartuig 1] was. Opvallend hierbij is dat deze contacten met name werden gelegd of getracht te leggen, rond het moment dat de [vaartuig 1] op 24 december 2015 voornoemde vreemde – en van de koers afwijkende - manoeuvres maakte, en op 14 januari 2016. Op die momenten laten de onderlinge belcontacten een hogere frequentie zien. Dit volgt uit een analyse van de satellietdata aan de hand van de prepaidkaarten op de [vaartuig 1] en een onderzoek naar de belgeschiedenis van de satelliettelefoon.
Hoewel vijf bemanningsleden voor de [vaartuig 1] een “safe manning” is, is [medeverdachte 1] voor de (terug)reis van de [vaartuig 1] als zesde bemanningslid aan boord gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] als kok heeft aangenomen, omdat hij gebeld werd door [medeverdachte 2] met de mededeling dat ze een kok nodig hadden omdat er niet fatsoenlijk gekookt werd aan boord. [medeverdachte 2] belde hem toen de [vaartuig 1] 7 à 8 dagen onderweg was om de tweede [sleep] op te halen, zo heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard.
De hiervoor genoemde koersafwijkingen met vreemde manoeuvres van de [vaartuig 1] passen goed bij het aan en van boord nemen van een partij drugs vanaf, respectievelijk op een langszij liggend bootje. Het hof gaat er dan ook van uit dat de drugs op 24 december 2015 tussen 15:15 uur en 16:30 uur voor de kust van Suriname aan boord zijn genomen en op 14 januari 2016 tussen 17:15 uur en 18:15 uur op de Noordzee weer zijn overgezet.
Dit brengt verder met zich mee, dat de opdracht tot koerswijziging naar Paramaribo van 18 november 2015 bepalend is geweest voor het latere cocaïnetransport en de pick-up daarvan via de terugweg uit Suriname richting Nederland, aangezien deze drugs de dag van vertrek uit Paramaribo op 24 december 2015 aan boord zijn gehaald.
Het hof acht het verder niet aannemelijk dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk en om de door de verdachte genoemde reden als kok deel is gaan uitmaken van de bemanning. Het hof stelt allereerst vast dat de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, die erop neerkomt dat [medeverdachte 2] hem in oktober 2015 om een kok heeft gevraagd, zich niet verhoudt met de aanvraagdatum van het monsterboekje van [medeverdachte 1] (op of voor 3 augustus 2015) en de datum waarop de arbeidsovereenkomst met [medeverdachte 1] zou zijn gesloten (1 september 2015). Daarmee is niet aannemelijk geworden dat [medeverdachte 2] in oktober 2015 om een kok heeft gevraagd. Nog afgezien hiervan, acht het hof het ook niet aannemelijk dat [medeverdachte 1] op enige ander moment aan boord van de [vaartuig 1] is gepositioneerd als kok. [medeverdachte 1] had geen achtergrond of ervaring als kok, had geen opleiding daartoe gevolgd en afgerond en had geen enkele zeemanservaring. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die als kapitein respectievelijk eerste stuurman hebben gevaren op de [vaartuig 1], hebben beiden verklaard over de gebruikelijke gang van zaken aan boord van de [vaartuig 1]. [getuige 1] heeft verklaard dat zo’n beetje iedereen aan boord kookte en [getuige 2] heeft verklaard: “De AB’s (het hof begrijpt: able seaman) koken. Dit zijn vaak de Filipijnse jongens. Ik mag echter ook graag koken en bij een sleep is koken een leuke afwisseling. Het kan ook zijn dat er een kok aan boord is, maar dat is eigenlijk een luxe.” Deze getuigen reppen niet van problemen met het koken waardoor er een noodzaak was om een kok aan boord te hebben terwijl er al vanaf mei 2015 met de [vaartuig 1] werd gevaren onder leiding van de verdachte. Ook vanuit bedrijfseconomisch perspectief valt niet in te zien waarom er een kok moest worden ingevlogen en mee moest varen; dat is immers een grote kostenpost (een luxe) zonder dat er veel toegevoegde waarde is ten opzichte van de eerdere situatie. Bovendien heeft [medeverdachte 2] bij de raadsheer-commissaris verklaard dat [medeverdachte 1] zich voordeed als kok en degene was die alles regelde met betrekking tot de drugs. [medeverdachte 1] beschikte aan boord over PGP-telefoons, aldus [medeverdachte 2].
Het hof leidt uit voornoemd samenstel van feiten en omstandigheden af dat de verdachte [medeverdachte 1] aan boord heeft gebracht onder de vlag van kok maar met geen ander doel dan de gang van zaken met betrekking tot de drugs aan boord in de gaten te houden en daarover contact met hem te onderhouden.
Uit het voorgaande volgt verder dat de verdachte als huurder de [vaartuig 1] feitelijk in gebruik had op de grote vaart, hij de reis met de sleepboot de [vaartuig 1] organiseerde, de belangrijkste leden van de bemanning daarvan samenstelde en bepaalde waar het schip wanneer naar toe ging. Hij heeft ervoor gezorgd dat het schip op het juiste moment de haven van Paramaribo aandeed en daar weer vertrok. Hij heeft geregeld dat er iemand aan boord was – [medeverdachte 1] – die de boel in de gaten moest houden. De verdachte heeft gedurende de reis contact met de [vaartuig 1] onderhouden, zeker op de belangrijkste momenten. Hoewel de verdachte zelf niet aan boord is geweest tijdens het vervoeren van de verdovende middelen, heeft hij op deze wijze een onmisbare en wezenlijke bijdrage hieraan geleverd. Tevens heeft hij als medepleger verschillende voorbereidingshandelingen met betrekking tot het invoeren en het vervoeren van de verdovende middelen gepleegd.
Ondervragingsrecht ten aanzien van [medeverdachte 1]
Het beroep op uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van [medeverdachte 1] tegenover de politie en raadsheer-commissaris vanwege onder meer strijd met het ondervragingsrecht, kan onbesproken blijven nu zijn verklaring wordt uitgesloten van het bewijs respectievelijk niet gebruikt worden voor het bewijs.
De verdachte heeft een scenario geschetst waarin (een of meer leden van) de bemanning buiten zijn weten alles geregeld heeft.
Het hof stelt voorop dat dit scenario zich slecht laat verenigen met het feit dat de verdachte als huurder de [vaartuig 1] feitelijk in gebruik had, degene was die de reis organiseerde en bepaalde en de - belangrijkste - bemanningsleden samenstelde. Deze bemanningsleden zijn immers in deze opzichten grotendeels afhankelijk van de verdachte. Een lading verdovende middelen van deze omvang en van een waarde van enkele tientallen miljoenen euro’s moet op het juiste moment en de juiste plaats aan en van boord. Dit vereist voorbereiding, afstemming en overleg. De bemanning kan dan niet het risico lopen dat de verdachte als opdrachtgever van het (sleep)transport en als hun werkgever hen in hun plannen en de uitvoering daarvan belemmert.
In de onderbouwing van het scenario heeft de verdediging – kort samengevat - erop gewezen dat de [vaartuig 1] al eerder uit Trinidad & Tobago vertrokken is dan in het logboek is aangegeven, het logboek mogelijk vervalst is, de verdachte legitieme redenen had voor de koerswijziging op 18 november 2015, er aan de [vaartuig 1] diverse reparaties verricht zijn in de haven van Paramaribo en de verdachte daartoe ook verschillende zakelijke afspraken had. Dit laatste vormde de reden voor de aanwezigheid van de verdachte in Paramaribo.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. De kapitein is verantwoordelijk voor het logboek, en hij had ook contact met de verdachte over de koers. Uit het dossier kan afgeleid worden dat kapitein [medeverdachte 2] na vertrek uit Trinidad & Tobago problemen met de hydrofoor (zoetwatermaker) meldde, maar ook bleek opeens de sleep door de verdachte niet (afdoende) verzekerd te zijn voor een versleping naar Rotterdam. De verdachte heeft [medeverdachte 2] daarna verteld dat hij de sleep verkocht had en zou achterlaten in Paramaribo, en heeft daartoe op 18 november 2015 opdracht gegeven koers te zetten naar Paramaribo. Het verzekeren van de sleep was de verantwoordelijkheid van de verdachte. Dat de sleep verkocht was bleek vervolgens niet juist te zijn. Vervolgens lijken er in Suriname inderdaad nog reparaties te zijn verricht aan de [vaartuig 1], waaronder door de verdachte zelf.
Het voorgaande neemt niet weg dat - om redenen die in het bijzonder in de machtssfeer van de verdachte lagen – de [vaartuig 1] naar Suriname is uitgeweken, en dat hiertoe de opdracht van de verdachte nodig was. Afgezien van de vraag wat een of meer bemanningsleden op dat moment (al) wist(en) van de latere drugs, doet dit dus niet af aan het gegeven dat de verdachte – om de eerder genoemde redenen - wetenschap moet hebben gehad van het op handen zijnde drugstansport. Dat hij mogelijk ook andere redenen had om in Paramaribo te zijn, doet hieraan evenmin af, en ook de andere door de verdachte ter adstructie van zijn scenario aangevoerde stellingen lopen hierop stuk; handelen van alleen de bemanning buiten medeweten van de verdachte verwerpt het hof als onaannemelijk geworden. In het midden kan dus blijven of de [vaartuig 1] op 10 november 2015 of al op 28 oktober 2015 uit Trinidad & Tobago is vertrokken, en of het logboek – dat zich niet compleet in het dossier bevindt - helemaal klopt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in
of omstreeksde periode van 24 december 2015 tot en met 14 januari 2016
in Suriname en/ofop
/inde Atlantische Oceaan en
/ofop
/inde Noordzee,
althans op (volle) zee,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, circa1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht),
althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,in
of omstreeksde periode van 1 mei 2015 tot en met 15 januari 2016 in Suriname en/of op
/inde Atlantische Oceaan en/of op
/inde Noordzee en/of
op/in de Westerschelde en/of te Cadzand, althansin Nederland,
om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van circa 1075,92 kilogram cocaïne (netto gewicht),
althans een hoeveelheid cocaïne,zijnde cocaïne een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of
een ander ofanderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft verschaft, en
/ofeen vervoermiddel, te weten een sleepboot genaamd de '[vaartuig 1]' voorhanden heeft gehad waarvan hij wist
of ernstige reden had te vermoedendat deze bestemd was tot het plegen van voornoemd
efeit
(en), hebbende verdachte en/of een van zijn mededader(s) met betrekking tot deze partij:
-
(middels het bedrijf [bedrijf]
(waarvan hij, verdachte enig aandeelhouder was))een sleepboot, de '[vaartuig 1]' gehuurd
/gekochten
/ofter beschikking
heeftgesteld en
/of
- verschillende personen
heeftbenaderd en
/ofbetalingen
heeftverricht om als kapitein
en/of bemanning van voornoemd schip dienst te doen en
/of
- opdracht
(en)heeft gegeven om met voornoemd schip richting Paramaribo te varen en
/of
-(vervolgens) opdracht
heeftgegeven om met voornoemd schip,
waarin zich op dat moment bovengenoemde hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne bevondeen Surinaamse haven te verlaten en
/of
- de coördinaten doorgegeven waar de drugs moest worden overgeladen en/of
- met dat vaartuig vervolgens richting Nederlands grondgebied
isgevaren en
/of
- op zee
een of meerpakket
(ten
)met daarin bovengenoemde hoeveelheid cocaïne
heeftovergeladen op een ander vaartuig, te weten [vaartuig 2].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op: