Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
De vereffenaars hebben geen verweerschrift ingediend.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 22/01015. De zaak betreft een verzoekster die in cassatie is gegaan tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De kwestie draait om de geldigheid van een vaststellingsovereenkomst in het kader van de vereffening van een nalatenschap. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het procesverloop. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de verzoekster schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekster over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de verzoekster veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de vereffenaars op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.