Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 december 2020. De verdachte, geboren in 1959, was in hoger beroep veroordeeld voor poging tot oplichting met betrekking tot de verkoop van een vaartuig en voor witwassen van dat vaartuig. De klachten van de verdachte richtten zich met name op de bewezenverklaring van het witwassen, specifiek het bestanddeel dat het vaartuig 'uit enig misdrijf afkomstig' moest zijn. De advocaat van de verdachte, S.A.A.P. van Hees, had een cassatiemiddel ingediend, maar een aanvulling daarop was te laat ingediend bij de griffie van de Hoge Raad, waardoor deze niet in behandeling werd genomen. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.