Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2020. De zaak betreft openlijke geweldpleging tegen personen en goederen, zoals vastgelegd in artikel 141.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1974, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van het hof, waarbij een verzoek tot het horen van een getuige werd afgewezen. Dit verzoek was gedaan in het kader van de verdediging, maar het hof oordeelde dat er geen verdedigingsbelang aanwezig was, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek. De Hoge Raad heeft de klachten over deze uitspraak beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de raadsman van de verdachte heeft schriftelijk gereageerd op deze conclusie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft.