ECLI:NL:HR:2022:1811
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake informatiebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door P.H. Greving, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 7 december 2021. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een informatiebeschikking die aan belanghebbende was gegeven. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. In de beslissing verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond en stelt belanghebbende een termijn van vier weken om te voldoen aan de verplichtingen die in de informatiebeschikking zijn neergelegd.