Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 augustus 2021, nr. 19/01417. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/3866) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling is dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022.