ECLI:NL:HR:2022:1796

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
21/04650
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bancaire zorgplicht en overkreditering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiseres] tegen ABN AMRO BANK N.V. De zaak betreft een geschil over bancaire zorgplicht en overkreditering. [Eiseres] heeft eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, haar standpunt naar voren gebracht. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het arrest van het hof, waartegen [eiseres] cassatie heeft ingesteld. ABN AMRO heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink was eveneens gericht op verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van [eiseres] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van ABN AMRO zijn begroot op € 7.086,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04650
Datum2 december 2022
ARREST
In de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: P.A. Fruytier,
tegen
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ABN AMRO,
advocaat: F.E. Vermeulen.

1.Procesverloop in cassatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/627585 / HA ZA 17-411 van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2018, 23 januari 2019 en 20 februari 2019;
b. het arrest in de zaak 200.261.250/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 augustus 2021.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
ABN AMRO heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiseres] mede door G.J. Standhardt en L.M. van Ringelestijn en voor ABN AMRO mede door J.K.G. Meijer en L.M. Münchow.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 7.086,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
2 december 2022.