In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stichting GGZ Momentum en Zilveren Kruis c.s. Momentum, de eiseres tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Zilveren Kruis c.s., de verweerders in cassatie, hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De zaak betreft de toepassing van de Zorgverzekeringswet, specifiek het hinderpaalcriterium en de generieke vergoedingsregeling voor niet-gecontracteerde zorg bij naturapolissen.
De Hoge Raad heeft de klachten van Momentum over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Het incidentele beroep van Zilveren Kruis c.s. behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk is van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing Momentum veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.