Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
22 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 10 mei 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep veroordeeld voor poging tot doodslag door een ander met een scherp voorwerp in het bovenlichaam te steken, wat valt onder artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaten J.S. Nan en S.A.H. Vromen cassatiemiddelen hebben voorgesteld. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.