Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de verdachte die beschuldigd werd van rijden onder invloed van cannabis en alcohol, in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had een beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij werd veroordeeld. De advocaat van de verdachte, M.G. Cantarella, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin hij stelde dat het hof een belangrijke rechtsregel had miskend met betrekking tot de waarborgen van bloedonderzoek zoals vastgelegd in artikel 16.1 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in verkeer (BADG). De advocaat-generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef.