ECLI:NL:HR:2022:1668
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Ziektewet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], wonende te [Z], Spanje, tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 maart 2022, nummer 21/2077 ZW, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nummer 19/1707) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Ziektewet.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 18 november 2022, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.