Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
15 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 november 2020. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep, in strijd met artikel 3 van de Opiumwet. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest over de vereisten voor medeplegen, waarbij nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokkenen noodzakelijk is. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering van het hof onvoldoende grond bood voor de conclusie dat de verdachte zo nauw en bewust met een ander had samengewerkt dat zij zich schuldig had gemaakt aan het bewezenverklaarde medeplegen.
Daarnaast werd er een beroep gedaan op overmacht in de zin van noodtoestand, maar de pleitnota die in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep was vermeld, ontbrak in de stukken die aan de Hoge Raad waren gezonden. Hierdoor kon de Hoge Raad niet beoordelen of de verwerping van dit verweer door het hof toereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad concludeerde dat dit verzuim niet meer kon worden hersteld, wat leidde tot de nietigheid van het onderzoek en de uitspraak van het hof.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.