Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
15 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een Duitse rechtspersoon die beschuldigd werd van het opzettelijk gebruik maken van valse facturen, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met valsheid in geschrift en witwaspraktijken, in het kader van de handel in illegaal vuurwerk uit China. De verdachte heeft in hoger beroep verzocht om het horen van twee getuigen, maar dit verzoek werd afgewezen. De Hoge Raad heeft verschillende bewijsklachten beoordeeld, waaronder de vraag of het hof in zijn bewijsvoering voldoende aandacht heeft besteed aan de gedragingen van medeverdachten en of de verdachte kan worden vereenzelvigd met zijn directeur. Daarnaast werd de redelijke termijn in de eerste aanleg ter discussie gesteld, waarbij het hof oordeelde dat deze termijn met 18 maanden was overschreden. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak, en heeft het beroep verworpen.