Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
15 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 10 december 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met omvangrijke valsheid in geschrift en witwaspraktijken, in het bijzonder in de context van de handel in illegaal vuurwerk uit China. De Hoge Raad heeft drie belangrijke cassatiemiddelen beoordeeld. Ten eerste werd de vraag gesteld of het hof had beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, waarbij verweren zijn besproken die ook in zaken tegen medeverdachten aan de orde waren gekomen. Ten tweede werd de redelijke termijn in de eerste aanleg ter discussie gesteld; het hof had geoordeeld dat deze termijn met 18 maanden was overschreden, terwijl de verdediging stelde dat dit met 2 jaren en 4 maanden was. Ten derde werd er een onvolkomenheid bij de beëdiging van een of meer raadsheren van het hof aangekaart. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.