De uitspraak van het hof houdt onder meer het volgende in:
“In de rapportage van psychiatrisch onderzoek d.d. 18 september 2020, opgemaakt door psychiater E.D.M. Masthoff, is het navolgende vermeld:
Bij de verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met psychopathische en narcistische trekken, een stoornis in het gebruik van een opioïde en van een ongespecificeerde stoornis gerelateerd aan een ander middel. Dit was ook zo tijdens het tenlastegelegde. Genoemde persoonlijkheidsstoornis beïnvloedde de gedragskeuzen en gedragingen van betrokkene, mits en voor zover bewezen geacht. Een directe doorwerking van de stoornis(sen) in het gebruik van middelen is niet vast komen te staan.
De wijze van doorwerking is afhankelijk van het meest aannemelijk geachte delict-scenario (motief en verloop van het tenlastegelegde). Indien sprake was van een gepland vermogensdelict met ‘functioneel’ geweld, dan is het tenlastegelegde te duiden als sec antisociaal/crimineel gedrag, onderdeel uitmakend van de antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathische trekken. Indien een wraakmotief meespeelt, dan wel controleverlies op de agressiehuishouding ingegeven door negatieve sentimenten en onvoldoende geremd door een behoorlijke gewetensvorming, dan is er, naast de doorwerking van de antisociale/psychopathische component (impulsieve agressie) ook doorwerking van de narcistische persoonlijkheidstrekken (krenking/wraakmotief). Bij sec antisociaal/crimineel handelen is er geen reden om tot enige vermindering van de toerekenbaarheid te adviseren. Indien sprake is van het haat/wraakmotief en/of de controle is verloren over de agressiehuishouding met als gevolg buitenproportioneel/excessief geweldsgebruik, wordt geadviseerd om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de geweldscomponenten in de tenlastelegging.
De persoonlijkheidsstoornis van de verdachte zal een blijvend risico vormen voor recidive. Ofschoon de verdachte betrokkene beterschap pretendeert, zijn de historische risico-indicatoren in casu de sterkste voorspellers op grond waarvan ondergetekende de kans op recidive (gewelddadig) delict gedrag op de lange termijn als hoog inschat. Het is van belang dat de verslavingsgevoeligheid van de verdachte onder controle blijft en dat hij in de toekomst in een sociaal-maatschappelijk stabiele context gaat verkeren. De responsiviteit is bij de verdachte laag. Hij is wars van een nieuw ‘TBS behandeltraject’. Wel staat hij open voor praktische hulp bij resocialisatie.
In casu hangt het interventieadvies af van het meest aannemelijk geachte delict-scenario (en navenant delict-analyse). Bij een beoordeling van het tenlastegelegde als sec gepland crimineel gedrag met als motief geldelijk gewin, ligt een ‘kale’ detentie voor de hand met eventueel een resocialisatietraject tijdens de VI-fase. Indien meer aannemelijk wordt geacht dat er in casu wraak/haat motieven speelden en/of (partieel) controleverlies met betrekking tot de agressiehuishouding en dus het gebruikte geweld, dan is op basis van het advies van verminderde toerekeningsvatbaarheid in combinatie met een als hoog ingeschat recidiverisico, naast een detentie, het opleggen van een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege, passend, onverlet dat voor de hand ligt dat dit voor de verdachte opnieuw een moeizaam traject wordt met geringe kansen op succesvolle resocialisatie. Een TBS met voorwaarden wordt in casu niet opportuun geacht.
De rapportage van psychologisch onderzoek d.d. 29 september 2020, opgemaakt door psycholoog J.M. Oudejans, houdt het navolgende in:
De verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De persoonlijkheidsstoornis beïnvloedde de gedragskeuzen c.q. gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in substantiële mate.
Ten aanzien van de doorwerking van verdachtes pathologie in het tenlastegelegde kan het volgende worden overwogen. Indien sprake zou zijn van een puur financieel motief met toepassing van louter functioneel geweld, zou er geen aanleiding zijn om tot enige vermindering van de toerekenbaarheid te komen.
Dat er, indien bewezen, sprake is geweest van (schijnbaar) redeloos excessief geweld, kan pas begrijpelijk worden gemaakt in samenhang met verdachtes pathologie en de kleuring die zijn pathologie aan de financiële motieven gegeven heeft. Dat verdachtes leven na de beëindiging van de TBS in 2012 een relatief marginaal niveau van functioneren niet ontstegen heeft, en hij bij afwezigheid van vast (betaald) werk en/of dagbesteding niet in staat is gebleken zijn leven structureel adequaat te organiseren en iets duurzaams op te bouwen, hangt nauw samen met de beperkingen inherent aan zijn pathologie. Zijn falen op diverse fronten wordt door de verdachte echter anders beleefd. Wat met hoofdletters in zijn innerlijk geschreven staat is dat anderen - politie, justitie, behandelaren en het TBS-systeem - verantwoordelijk zijn voor dat falen. De verbittering, miskenning en gekrenkte woede daarover, in het bijzonder over de krenkende, zeer slecht te verdragen afhankelijkheid van de overheid die zijn marginale maatschappelijke positie met zich meebrengt, wordt gesuperponeerd op de woede die hij nog steeds voelt over de verloren jaren in de TBS, waar hij in zijn beleving nooit thuisgehoord heeft, en waarin hij langdurig afhankelijk was van in zijn ogen incompetente en corrupte medewerkers die hem afrekenden op zijn verleden, uitstraling, postuur en dossier. Tegen deze achtergrond is aannemelijk dat zowel financiële motieven voor het tenlastegelegde, als een wraakmotief voor het tenlastegelegde, als een combinatie van financiële motieven en een wraakmotief (afhankelijk van voor welk delictscenario wordt gekozen, gelet op de wisselende verklaringen van de verdachte over het tenlastegelegde), begrepen moet worden binnen de context van een agressief geladen en tot het uiterste getergde man, die woedend is over het marginale bestaan dat hij leidt, die woedend is over zijn financieel afhankelijke positie, waar hij de overheid verantwoordelijk voor acht, die woedend is over de verloren jaren in de TBS, voor wie het vooruitzicht van (veel) geld hem de kans geeft om zijn autonomie te vergroten en zijn krenkende afhankelijkheid te verminderen, en voor wie eventuele belaging van zijn vriendin door het slachtoffer de zoveelste krenkende aanslag op zijn identiteit en status als man en partner was. Tegen die achtergrond kan het excessieve geweld gezien worden als een gewelddadige ontlading en agressiedoorbraak bij een man voor wie de gewelddadige confrontatie met het slachtoffer tegemoet komt aan zijn behoefte om krenkingen repareren, zijn autonomie terug te winnen, zich te revancheren en als man te laten gelden. Op grond van deze overwegingen wordt geconcludeerd dat verdachtes pathologie substantieel heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde en wordt geadviseerd om het tenlastegelegde – indien bewezen – de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Verdachtes persoonlijkheidspathologie heeft een structureel karakter. Hoewel de kans op recidive na een te verwachten (zeer) lange gevangenisstraf vanuit gedragskundig oogpunt moeilijk te beoordelen valt, is er een reële mogelijkheid dat de kans op recidive ook na een lange gevangenisstraf al op relatief korte termijn matig zal zijn en kan oplopen tot hoog. Teneinde de kans op recidive te verkleinen is het van belang dat de verdachte behandeld wordt. Gelet op zijn ervaringen in de TBS en het gebrekkige probleembesef is de kans dat de verdachte vrijwillig adequate professionele hulp zoekt zeer klein. Dat betekent dat een behandeling een verplicht karakter moet hebben en zal moeten plaatsvinden in een strafrechtelijk kader.
Indien de strafmaat dat zou toelaten, zou een behandeling kunnen plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden. Omdat een klinische behandeling niet noodzakelijk is, op zeer gespannen voet staat met verdachtes behoefte aan autonomie en zijn krenkbaarheid en de weerbarstigheid van zijn verzet tegen en zijn afkeer van behandeling alleen maar zal prikkelen, heeft een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden vanuit behandelingsperspectief evident de voorkeur. Een TBS met voorwaarden brengt meer risico’s met zich, maar die risico’s kunnen voldoende afgedekt kunnen worden. Mocht de strafmaat een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden wettelijk niet mogelijk maken, dan is er geen andere mogelijkheid dan een TBS met dwangverpleging.”