In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van Gander B.V. en H.P.P. Holding B.V. tegen Verheul Holding B.V. De Hoge Raad behandelt de klachten van Gander c.s. over een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin een leemte in de overeenkomst betreffende de aandelenoverdracht is ingevuld. De overeenkomst bevatte een bepaling dat de koopprijs achteraf kon worden gecorrigeerd op basis van de jaarrekening van 2005. De bindend adviseurs constateerden dat er een leemte was in de overeenkomst met betrekking tot de definitieve vaststelling van de koopprijs. Gander c.s. hebben in cassatie geklaagd over de wijze waarop het hof deze leemte heeft ingevuld. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt Gander c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 7.086,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.