Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
8 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat C.W. Noorduyn. De zaak betreft feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk niet onverwijld melden van een ongebruikelijke transactie, gepleegd door een rechtspersoon in Sint Maarten, in strijd met artikel 11 jo. 23.1 van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leiden, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.