ECLI:NL:HR:2022:1586

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
21/02164
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in eerste instantie veroordeeld voor diefstal met geweld en het ongecontroleerd bezit van hennep en een mes. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of het hof terecht heeft geoordeeld dat deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken konden worden op basis van artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het inbeslaggenomen mes en de hennep aan het verkeer onttrokken werden. Er ontbraken essentiële vaststellingen over de aard van het mes en de hennep, en of deze voorwerpen konden dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissing over de onttrekking van het mes. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van de onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen, vooral in gevallen waar de motivering van het hof tekortschiet.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02164
Datum8 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 mei 2021, nummer 20-000138-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadslieden hebben – na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde termijn – bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van één of meerdere raadsheren die de bestreden uitspraak hebben gewezen, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof dat inbeslaggenomen hennep en een inbeslaggenomen mes aan het verkeer onttrokken worden verklaard.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 25 september 2019 te Breda een telefoon (iPhone), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [betrokkene 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, immers heeft hij, verdachte, die [betrokkene 2] bij de pols gepakt en vervolgens die telefoon uit de handen van die [betrokkene 2] getrokken.”
2.2.2
Over de onttrekking aan het verkeer heeft het hof het volgende overwogen:
“De hierna in het dictum te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 36b, 36d (...) van het Wetboek van Strafrecht
(...)
BESLISSING
Het hof:
(...)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 1 STK Hennep; G2098002;
2. 1 STK Mes.”
2.3
De volgende bepalingen zijn van belang:
- artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
- artikel 36d Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
2.4
Het hof heeft het inbeslaggenomen mes niet aan het verkeer onttrokken op grond van artikel 36c Sr, maar op grond van artikel 36d Sr en heeft in dat verband geoordeeld dat het inbeslaggenomen mes van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Dat oordeel is echter zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Bovendien heeft het hof geen vaststellingen gedaan over de vraag of dat mes kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. Zulke vaststellingen ontbreken ook over de eveneens op grond van artikel 36d Sr aan het verkeer onttrokken hennep.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 november 2022.