Uitspraak
gevestigd te Singapore, Singapore,
gevestigd te Rome, Italië,
gevestigd te Trento, Italië,
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
gevestigd te Manilla, Filippijnen,
gevestigd te Milaan, Italië,
gevestigd te Bergamo, Italië,
wonende te [woonplaats], Italië,
wonende te [woonplaats], Italië,
wonende te [woonplaats], Zwitserland,
2.Uitgangspunten en feiten
Bombay Stock Exchangeen de
National Stock Exchange of Indiaen is de grootste niet-bancaire verstrekker van microfinancieringen in India.
initial public offering(dat wil zeggen een introductie van de aandelen in CAI op een effectenbeurs). Ook is daarin vermeld dat de
Governance Policyhet exit facilitatieproces beschrijft voor het geval een gekwalificeerde
initial public offeringniet plaatsvindt. De
Governance Policy(hierna ook: GP) is een beleidsdocument waarin de
governanceen de strategie van CAI nader zijn uitgewerkt. Dit document bevat een beschrijving van mogelijkheden voor uittreding van aandeelhouders op de korte en lange termijn. De algemene vergadering van CAI heeft de
Governance Policyop 21 maart 2017 goedgekeurd. Deze is kort daarna in werking getreden.
qualified initial public offering(hierna: QIPO) te realiseren. De beursnotering zal plaatsvinden aan de beurs van Londen, Amsterdam of een andere in die bepaling vermelde effectenbeurs. Voorwaarde is dat voor de QIPO de minimale waardering van alle gewone aandelen in CAI ten minste € 400 miljoen bedraagt. De QIPO biedt de aandeelhouders van CAI dan de gelegenheid ten minste 33% van hun aandelenbelang aan te bieden en een pro rata deel van de niet gebruikte rechten daartoe van andere aandeelhouders. Daarnaast wordt genoemd dat CAI een alternatieve uittreedmogelijkheid zal faciliteren voor het geval de QIPO niet heeft plaatsgevonden per die datum.
Governance Policy.
Beoordeling van het verzoek van Olympus
Governance Policydie daarin voorzien en wordt verklaard door de opvatting van de meerderheid van het bestuur dat het overeengekomen alternatief (…) nog minder aantrekkelijk is. De Ondernemingskamer ziet in het verzoek van Olympus geen enkele aanwijzing dat [de CEO] en andere bestuursleden hun stemgedrag afstemmen, laat staan dat dat zou gebeuren om de vennootschap of minderheidsaandeelhouders te schaden. Het enkele feit dat de door ADB voorgedragen kandidaat in de algemene vergadering van 10 december 2020 niet is benoemd is onvoldoende om dat aannemelijk te maken, mede gelet op de door IAS c.s. aangevoerde reden voor hun tegenstem. Ook is onvoldoende tot niets aangevoerd om de gestelde schending van artikel 13.1 van de statuten – waarin is bepaald dat geen van de aandeelhouders meer dan 30% van de stemrechten mag houden of controleren – aannemelijk te maken. Het verzoek blijft steken in veronderstellingen als
“Het komt Olympus voor dat tussen de CEO, [betrokkene 4] en [betrokkene 5] als aandeelhouders en gezien de nauwe verbondenheid ook de andere Italiaanse aandeelhouders impliciet dan wel expliciet duurzame stemafspraken zijn gemaakt, althans dat zij hun besluiten op elkaar afstemmen”. Dergelijke verstrekkende aantijgingen kunnen niet lichtvaardig worden gedaan, maar vergen een gedegen en concrete onderbouwing. Een dergelijke onderbouwing ontbreekt en het verzoek houdt daarom geen gegronde redenen in om te twijfelen aan juist beleid of een juiste gang van zaken van CAI. Het verzoek van Olympus zal daarom worden afgewezen. De Ondernemingskamer zal daarbij ook beslissen dat het verzoek naar haar oordeel niet op redelijke grond is gedaan.”
3.Beoordeling van het middel
- de handelwijze van het bestuur van CAI is terug te voeren op de bepalingen van de tussen partijen uitonderhandelde statuten en de
- in het verzoek geen enkele aanwijzing is te zien dat de bestuursleden van CAI hun stemgedrag afstemmen, laat staan dat dit zou gebeuren om de vennootschap of minderheidsaandeelhouders te schaden;
- om de gestelde schending van art. 13.1 van de statuten – waarin is bepaald dat geen van de aandeelhouders meer dan 30% van de stemrechten mag houden of controleren – aannemelijk te maken, onvoldoende tot niets is aangevoerd, en dat het verzoek blijft steken in veronderstellingen.
4.Beslissing
4 november 2022.