ECLI:NL:HR:2022:1574

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
21/00824
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beslag op hond in verband met dierenmishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 3 maart 2021. Het beroep in cassatie is ingesteld door de klager, die werd bijgestaan door advocaat H.M.W. Daamen. De zaak betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij beslag is gelegd op een hond (Anatolische herder) in het kader van een verdenking van dierenmishandeling.

De Hoge Raad heeft de klachten van de klager over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De kern van de zaak was de vraag of artikel 25 van het Wetboek van Strafvordering is geschonden, met name in relatie tot de wijze waarop het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer is opgemaakt. De klager stelde dat in het proces-verbaal onvoldoende aandacht is besteed aan de inhoud van de verklaringen van de klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie, en dat er te veel is verwezen naar de beschikking van de rechtbank.

De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de klager niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00824 B
Datum1 november 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 3 maart 2021, nummer RK 21-001368, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 november 2022.