Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
8 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1981, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan mensenhandel in 'trago-meisjes' en medeplichtigheid aan het gewoonte maken van werkverschaffing aan illegalen. De advocaat J.J.J. van Rijsbergen heeft namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden naar elf maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.