Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2020 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt in:
“FEITEN 1 EN 2
geen opzet op het financieren terrorisme/ter beschikking stellen aan IS
22. De vraag waar u zich voor gesteld ziet, is of het overmaken van geldbedragen onder deze omstandigheden valt onder het financieren van terrorisme. Meer in het bijzonder, hadden cliënten opzet op het financieren van terrorisme?
23. Over het voorwaardelijk opzet in financieringszaken heeft uw Hof in 2017 overwogen dat:
“het verstrekken van geldelijke steun aan een persoon wiens betrokkenheid bij terrorisme bij de verdachte bekend is, de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat deze gelden worden aangewend voor het plegen van terroristische misdrijven.”24. Het afgelopen jaar heeft de rechtbank Rotterdam t.a.v. het voorwaardelijk opzet in financieringszaken een grens aangegeven. Zo speelde op 9 juni 2020 een zaak waarin de verdachte geld had overgemaakt aan zijn moeder en zus die uitgereisd waren naar Syrië en zich in het Kalifaat bevonden. Zijn moeder heeft hem bevestigd het geld (€ 2.233,-) te hebben ontvangen. Verdachte heeft verklaard dat het geld was bedoeld voor medicijnen, eten en kleding.
25. De rechtbank overweegt:
- dat niet is gebleken dat het geld een andere bestemming had dan voor medicijnen, eten en kleding;
- dat verdachte niet de kans heeft aanvaard dat het geld zou worden aangewend voor de terroristische strijd;
- dus geen opzet op financieren;
- evenmin sprake van opzettelijk geld ter beschikkingstellen van IS;
- “Dat het geld uiteindelijk toch (indirect) het terrorisme kan hebben ondersteund doet er niet aan af dat naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend is bewezen dat het opzet van de verdachte daarop gericht is geweest.”
In de zaak van vandaag kan eenzelfde redenering worden toegepast. Immers, de bedoeling van de geldtransacties loopt als een rode draad door het dossier. De recherche benoemt het zelf ook meerdere malen: “Vermoedelijk is dit geld bestemd voor de reis uit het strijdgebied in Syrië en/of Irak van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] .” Maar ook de rechtbank stelt vast dat [verdachte] en [medeverdachte] “(...) onafhankelijk van elkaar op verschillende tijdstippen geldbedragen hebben gestort enkel met het doel om hun broers te laten vluchten uit IS-gebied.”
26. Het opzet was dan ook nooit gericht op het financieren van terroristische misdrijven. Sterker nog, het was juist bedoeld om hen daar uit het gebied weg te krijgen.
27. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen dat de bedragen een andere bestemming hebben gehad. Of in andere woorden, zoals de rechtbank in eerste aanleg heeft overwogen, het is “zeer aannemelijk dat de geldbedragen daadwerkelijk (mede) zijn aangewend voor de vlucht(pogingen) van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] vanuit IS-gebied.”
28. Gelet op de omstandigheden waaronder het geld is overgemaakt hebben cliënten ook niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld zou worden aangewend voor de terroristische strijd. Het geld is overgemaakt:
- na de eerste mislukte vluchtpoging en de daaropvolgende detentie;
- waarna de broers ook zijn mishandeld door IS;
- het aannemelijk was dat de broers afstand hadden gedaan van IS; en
- het feit dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben gezworen dat het geld was bedoeld voor de vlucht;
29. Onder deze omstandigheden kan evenmin gesproken worden van het opzettelijk geld ter beschikking stellen aan IS of een andere terroristische organisatie (feit 2). Immers, het geld was bedoeld om de broers nu juist weg te krijgen uit IS gebied.
Tussen conclusie
30. Kortom: alleen al vanwege het ontbreken van het opzet op zowel het financieren van terrorisme als het ter beschikking stellen van geldbedragen aan IS verzoek ik u vrij te spreken.”