Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
1 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep in een strafrechtelijke procedure. Het cassatieberoep was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat W. Römelingh. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De zaak betreft profijtontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van XTC-pillen. De kern van de zaak draait om de vraag of het cassatieberoep tijdig was ingesteld, gezien de bepalingen in de artikelen 449 en 450 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De betrokkene had op de laatste dag van de cassatietermijn een schriftelijke volmacht per fax en e-mail naar de griffie van het hof gestuurd. De griffie sluit om 17.00 uur, terwijl de volmacht om 17.25 uur per fax en om 17.28 uur per e-mail is ontvangen. De Hoge Raad oordeelde dat de volmacht pas na sluitingstijd van de griffie was binnengekomen, waardoor het cassatieberoep niet als tijdig kon worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kon nemen en het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.