ECLI:NL:HR:2022:1499
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de beroepstermijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, die woonachtig is in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 februari 2022, waarin de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank betrokken was. De Hoge Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was overschreden. De termijn eindigde op 22 april 2022, maar het beroepschrift werd pas op 17 mei 2022 ontvangen door de griffie van de Hoge Raad. Belanghebbende had geen domicilieadres in Nederland gekozen en reageerde niet op een aangetekende brief van de griffier waarin hij werd gevraagd om uitleg over de overschrijding van de termijn. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren. De Hoge Raad besloot ook dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.