ECLI:NL:HR:2022:1498
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, die woonachtig is in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 14 oktober 2021. Belanghebbende had niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland en had bij brief van 26 januari 2022 betalingsonmacht ingeroepen met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk verzocht om het griffierecht te voldoen en om een formulier in te vullen met betrekking tot inkomen en vermogen. Ondanks deze verzoeken heeft belanghebbende niet tijdig gereageerd en het griffierecht niet betaald. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door vice-president J. Wortel en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2022.