In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om hem een ouderdomspensioen toe te kennen met een korting van 96%. Appellant, die van 1987 tot 1994 in Nederland heeft gewoond en gewerkt, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het pensioen dat hem is toegekend. De Svb had eerder een ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde toegekend, maar met een korting van 98% vanwege niet-verzekerde jaren. Appellant heeft in zijn bezwaar aangegeven dat hij niet kan rondkomen van het toegekende bedrag en dat hij een langere periode in Nederland heeft gewerkt. De Svb heeft het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Tijdens de beroepsprocedure heeft de Svb het besluit gewijzigd en de korting verlaagd naar 96%, maar het aantal niet-verzekerde jaren bleef gelijk. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte besluit 2 niet bij de beoordeling heeft betrokken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze niet op besluit 2 is ingegaan, maar heeft het beroep tegen besluit 2 ongegrond verklaard. De Raad bevestigt dat de Svb terecht een korting van 96% heeft toegepast op het ouderdomspensioen van appellant, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.