ECLI:NL:HR:2022:1482

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
21/03013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen opzettelijke invoer cocaïne en deelneming aan criminele organisatie tot oogmerk van Opiumwetdelicten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2021. De verdachte, geboren in 1966, was aangeklaagd voor medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne en deelneming aan een criminele organisatie met als doel het plegen van Opiumwetdelicten. De verdediging voerde aan dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne die in een hydraulische cilinder was verborgen, en dat hij derhalve geen opzet had op de invoer van de cocaïne. Daarnaast werd er een klacht ingediend over de deelneming aan de criminele organisatie en de redelijke termijn in hoger beroep. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het hof op begrijpelijke wijze had geoordeeld over de op te leggen gevangenisstraf, die met maximaal zes maanden kon worden gematigd. De Hoge Raad verwerpt het beroep, zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03013
Datum1 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2021, nummer 23-004509-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 november 2022.