Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Jersey,
Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
14 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen verzoekster en BNP Paribas Jersey Trust Corporation Limited. De zaak betreft de vraag of de vordering van BNP op verzoekster is vereffend in de zin van artikel 441 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Curaçao. De Hoge Raad oordeelt dat de vraag of een vordering is vereffend, niet uitsluitend kan worden beantwoord aan de hand van de executoriale titel op grond waarvan beslag is gelegd, maar dat ook andere gegevens, zoals de Acts of Court en het vierde Certificate van het Royal Court of Jersey, in de beoordeling mogen worden betrokken.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 11 september 2017 heeft het Royal Court of Jersey verschillende vonnissen gewezen tussen BNP en verzoekster, waarin onder andere betalingsverplichtingen zijn opgelegd. Verzoekster heeft tegen deze vonnissen geappelleerd, maar zonder succes. In 2018 heeft BNP conservatoir verhaalsbeslag gelegd op de aandelen van verzoekster in een Curaçaose vennootschap. Het gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de Jersey-vonnissen erkend en BNP verlof verleend om deze uitspraken ten uitvoer te leggen. Het hof heeft vervolgens de beschikking van het gerecht bevestigd, maar de termijn voor de verkoop van de aandelen verlengd.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vordering van BNP is vereffend, omdat de bedragen die BNP ter voldoening aan de veroordelingen uit de Jersey-vonnissen diende te betalen, in de Acts of Court zijn vastgesteld. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van verzoekster verworpen en haar in de kosten van het geding veroordeeld.