2.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verweerder] en [eiseres 2] zijn broer en zus. [eiser 1] en [eiseres 2] zijn echtgenoten.
(ii) [verweerder] is in 1995 gehuwd met [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]). [betrokkene 1] is in 1996 overleden. [betrokkene 1] had [verweerder] in haar testament benoemd als enig erfgenaam.
(iii) In 1997 en 1998 zijn [verweerder] en [eiser 1] als verdachten betrokken geweest bij het strafproces inzake het overlijden van [betrokkene 1]. Beiden zijn in hoger beroep vrijgesproken van betrokkenheid bij haar overlijden.
(iv) Na de uitspraak in hoger beroep heeft [verweerder] een groot bedrag als erfenis van [betrokkene 1] ontvangen.
(v) Kort nadat [eiser 1] in april 1998 in vrijheid was gesteld, heeft [verweerder] aan [eisers] een bedrag van fl. 3.330.526,-- (omgerekend € 1.511.326,81) betaald.
(vi) De belastingadviseur [de belastingadviseur] (hierna: [de belastingadviseur]) heeft in een reeks brieven tussen 1999 en 2004 aan partijen adviezen uitgebracht, die steeds tot onderwerp hadden de mogelijkheden tot vermogensoverheveling van [verweerder] op [eisers], onder meer door het opstellen van testamenten of schenking na emigratie.
(vii) Op enig moment hebben partijen het navolgende, door [de belastingadviseur] opgestelde, stuk (hierna: de geldleningsovereenkomst) ondertekend:
DE ONDERGETEKENDEN:
1. [verweerder], (…), hierna te noemen: ‘[verweerder]’;
2. [eiser 1], (…),
[eiseres 2], (…),
hierna gezamenlijk te noemen: ‘[eisers]’.
IN AANMERKING NEMENDE:
- dat [verweerder] aan [eisers] een renteloze, te allen tijde direct opeisbare en aflosbare geldlening verstrekt heeft van NLG 3.330.526 (zegge: drie miljoen drie honderd dertig duizend vijf honderd zesentwintig gulden);
- dat partijen een en ander schriftelijk wensen vast te leggen.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
ARTIKEL 1
[verweerder] heeft te leen verstrekt aan [eisers], die alzo van [verweerder] te leen heeft ontvangen en aan deze schuldig heeft erkend de som van NLG 3.330.526 (zegge: drie miljoen drie honderd dertig duizend vijf honderd zesentwintig gulden),
hierna te noemen: ‘de hoofdsom’.
ARTIKEL 2
[eisers] is aan [verweerder] over de hoofdsom, casu quo het pro resto bedrag geen rente
verschuldigd.
ARTIKEL 3
De hoofdsom, casu quo het pro resto bedrag kan door [verweerder] te allen tijde direct worden
opgeëist.
ARTIKEL 4
[eisers] is te allen tijde bevoegd de hoofdsom casu quo het pro-resto bedrag geheel of
gedeeltelijk vervroegd af te lossen.
ARTIKEL 5
Partijen doen afstand van hun recht ontbinding van deze overeenkomst te vorderen.
ARTIKEL 6
Op deze overeenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
Aldus overeengekomen en opgemaakt naar de toestand per december 1998 en in drievoud
getekend te ’s-Gravenhage”
(viii) Partijen hebben uiteindelijk geen keuze gemaakt voor een van de door [de belastingadviseur] geadviseerde vormen van vermogensoverheveling. Zij zijn gebrouilleerd geraakt.
(ix) In mei 2017 hebben [verweerder] en [eiser 1] een vaststellingsovereenkomst tevens akte van cessie ondertekend. Hierin is onder meer opgenomen dat tussen partijen een financiële relatie bestaat, inhoudende dat [eiser 1] in 1998 een renteloze lening van € 1.349.689,-- van [verweerder] heeft ontvangen en dat deze lening in 2016 is opgezegd.
(x) [eisers] hebben na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst een bedrag van € 3.500,-- aan [verweerder] betaald.