Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
3.Beslissing
14 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het hof van 11 februari 2021. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De zaak betreft een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding, zoals vastgelegd in artikel 1:141 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is er een weerlegging van het vermoeden dat de eenmanszaak, die ter volstorting van aandelen is ingebracht, is gevormd uit te verrekenen winsten, zoals bedoeld in artikel 1:141 lid 3 BW. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt in zowel het principale als het incidentele beroep tot verwerping. De Hoge Raad heeft de verzoeken van beide partijen om verwerping van het beroep gehonoreerd en de beschikking van het hof bevestigd.