ECLI:NL:HR:2022:1429

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
21/01558
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging, huisvredebreuk en gedragsaanwijzing met vordering immateriële schade

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 april 2021. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1967, die werd beschuldigd van belaging van zijn ex-partner, huisvredebreuk en opzettelijk in strijd handelen met een opgelegde gedragsaanwijzing. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend tot vergoeding van immateriële schade, waarbij de vraag aan de orde was of het hof terecht heeft geoordeeld dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden in de zin van artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01558
Datum11 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 april 2021, nummer 23-004061-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 oktober 2022.