Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
4 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2021. De verdachte was beschuldigd van het rijden onder invloed van amfetamine en cannabis op 17 november 2018. Het hof had geoordeeld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim omdat er negen dagen verstreken waren tussen het versturen en ontvangen van de bloedmonsters bij het NFI. Dit vormverzuim werd door het hof niet als een reden gezien om de resultaten van het bloedonderzoek niet te gebruiken, omdat de verdediging niet had aangetoond welk nadeel de verdachte had ondervonden van dit verzuim.
De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof onjuist had geoordeeld over de toepassing van artikel 13 lid 1, aanhef en onder d, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen. Dit artikel vereist dat bloedmonsters zo spoedig mogelijk bij een geaccrediteerd laboratorium worden bezorgd. De Hoge Raad stelde vast dat het hof ten onrechte had geconcludeerd dat dit voorschrift geen strikte waarborg was en dat artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering het toetsingskader vormde voor de vraag of aan het verzuim rechtsgevolgen moesten worden verbonden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de waarborgen in de wetgeving omtrent bloedonderzoek in verkeerszaken en de noodzaak om vormverzuimen serieus te nemen, vooral wanneer deze de rechten van de verdachte kunnen schaden. De beslissing van de Hoge Raad heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin de geldigheid van bloedonderzoek ter discussie staat.