ECLI:NL:HR:2022:136
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Rechtbank Den Haag niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 5 maart 2021, nr. SGR 20/4909 V, die op haar beurt betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 26 oktober 2020. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Rechtbank niet kunnen slagen. Gezien de omstandigheden heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren zonder verdere motivering, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.