Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
4 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 mei 2021 is gewezen. De verdachte, geboren in 1977, was betrokken bij een woningoverval. De kern van het geschil betreft de klacht over de verwerping van het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de woningoverval. Daarnaast werd er een beroep gedaan op bewijsuitsluiting of strafverlaging, omdat er een onrechtmatige toezegging aan de medeverdachte door de politie zou zijn gedaan.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad verwijst hierbij naar eerdere uitspraken, waaronder HR:2022:1328, en stelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarin staat dat het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen op 4 oktober 2022 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.