ECLI:NL:HR:2022:1357

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
21/02093
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest woningoverval met onrechtmatige toezegging door politie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 mei 2021 is gewezen. De verdachte, geboren in 1977, was betrokken bij een woningoverval. De kern van het geschil betreft de klacht over de verwerping van het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de woningoverval. Daarnaast werd er een beroep gedaan op bewijsuitsluiting of strafverlaging, omdat er een onrechtmatige toezegging aan de medeverdachte door de politie zou zijn gedaan.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad verwijst hierbij naar eerdere uitspraken, waaronder HR:2022:1328, en stelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarin staat dat het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen op 4 oktober 2022 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02093
Datum4 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2021, nummer 21-006632-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat – mede gelet op de gronden die zijn vermeld in het heden uitgesproken arrest in de zaak 21/02248, ECLI:NL:HR:2022:1328 – deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 oktober 2022.